Een psychoanalytisch instituut bestaat niet
PTC Rustenburg,
Waggelwaterstraat 2,
8000 Brugge
Een psychoanalytisch instituut bestaat niet. Op je ongemak door deze stelling? Of net niet? Is het dan toch onmogelijk om analytisch te werken in een instelling? Wees gerust: de loutere feiten spreken dit tegen. Er wordt wel degelijk psychoanalytisch gewerkt in de geestelijke gezondheidszorg, zelfs in deze tijden van kwaliteitszorg en zijn vervreemdende bureaucratische instrumenten.
Waarom dan toch deze titel? Het antwoord is simpel: omdat dit institutioneel werk met de psychoanalyse nooit voltooid is, nooit een definitieve verworvenheid is, maar steeds in wording. De hypothese van het onbewuste is daar niet vreemd aan: wie de psychoanalyse aanwezig wil stellen in de instelling houdt daar dan ook beter rekening mee. Het impliceert ook een mikken op de ontmoeting, één per één, inclusief het onverwachte dat er inherent mee verbonden is én met de overdracht als onmisbare motor. Het is op dit fundament dat zich vervolgens de vraag kan stellen hoe er ruimte kan gemaakt worden voor een dimensie van inter-esse, van tussen-zijn en tussen-ruimte. Tussenruimte die de lijdende mens in staat stelt in zijn bijzonderheid onthaald te worden, een eigen(aardig) parcours te lopen op een plaats waar het verschil met anderen open blijft.
De eigen bevraging is daarbij fundamenteel om de onmogelijkheid van het institutionele werk niet te laten verzanden in onmacht of het instituut niet te laten verworden tot een haard van passiviteit, geweld, vervreemding en uitsluiting. Daarnaast stelt zich de vraag: hoe is het instituut geregeld tegenover het ontregelende karakter van de dagelijkse kliniek? Immers, het is vanuit het dragen en verdragen van de onmogelijkheid dat het subject van het onbewuste kan verschijnen.
Vele vragen, waarmee de sprekers van vandaag aan de slag gingen – vanuit heel diverse posities (verpleegkundige, creatherapeut, psycholoog,…), maar vooral en onvermijdelijk: zeer singulier gegrond in het dagelijkse klinische werk.